Lopen mensen met een allergie een verhoogd risico met een COVID-19-vaccinatie?
Momenteel vragen veel mensen met een allergie zich af of vaccinatie tegen COVID-19 gepaard gaat met een bepaald risico. De Deutsche Gesellschaft für Allergologie und Klinische Immunologie (DGAKI) heeft samen met andere medische genootschappen en patiëntenorganisaties een duidelijke verklaring gepubliceerd1.
Voor patiënten met de volgende allergische / atopische ziekten is er geen bewijs van een verhoogd risico (vergeleken met de normale populatie) in verband met een COVID-19-vaccinatie met de goedgekeurde vaccins:
- atopisch eczeem (neurodermitis)
- urticaria (netelroos) / angio-oedeem
- allergische rhinoconjunctivitis (hooikoorts)
- bronchiale astma (de astma moet goed onder controle zijn op het moment van vaccinatie)
- neuspoliepen
- voedselallergie (vooral geen problemen voor degenen die allergisch zijn voor eiwit, aangezien er geen eiwit in het Biontech- of Moderna-vaccin zit)
- allergie voor insectengif
- intolerantie voor pijnstillers
- antibiotica-allergie
- contactallergie (bijv. allergie voor nikkel, geur- of conserveermiddel)
Een speciaal onderzoek (huid- of bloedtest) voorafgaand aan vaccinatie is niet vereist voor de hier vermelde patiëntengroepen.
Als een patiënt zich bewust is van het volgende, moet dit vóór vaccinatie met de arts worden besproken:
- ernstige allergische reactie (anafylaxie) op een eerdere niet-COVID-19-vaccinatie
- ernstige allergische reactie na inname van medicatie (vooral laxerende oplossingen) of injecties
- ernstige allergische reactie op geneesmiddelen en bekende mastocytose (mestcelziekte)
- ernstige allergische reactie met onbekende oorzaak
Patiënten met een bekende eerdere ernstige allergische reactie op de ingrediënten van het vaccin of op de eerste vaccinatie met COVID-19 mogen niet worden gevaccineerd. Onder andere de volgende ingrediënten kunnen een rol spelen: polyethyleenglycol (= macrogol), tromethamine / trometamol.
Waarop moeten mensen die allergeen immunotherapie krijgen, letten bij een COVID-19-vaccinatie?
Zoals bij alle andere vaccinaties, moet er minimaal een week tussen de toediening van een injectiespuit voor subcutane specifieke immunotherapie (SCIT) en de COVID-19-vaccinatie zitten. Na de COVID-19-vaccinatie kan de volgende injectie van de subcutane specifieke immunotherapie na twee weken weer plaatsvinden3.
Sublinguale specifieke immunotherapie (SLIT) moet ten minste op de dag van de COVID-19-vaccinatie worden onderbroken4. Het kan opnieuw worden gestart zodra de bijwerkingen van de vaccinatie zijn uitgewerkt.
Wat moeten mensen die allergeen immunotherapie krijgen, doen als er een Covid infectie optreedt?
De Deutsche Gesellschaft für Allergologie und Klinische Immunologie (DGAKI)2 beveelt het volgende aan: ‘Als er tekenen van infectie zijn, zoals koorts, onduidelijke hoest of een verminderde algemene toestand, moet AIT worden stopgezet en op een later (symptoomvrij) tijdstip worden voortgezet.’ Bij een onderbreking past de behandelende arts de verdere therapie aan volgens de aanbevelingen van de fabrikant. De hervatting van SLIT moet ook onder medisch toezicht worden uitgevoerd.
Bij het uitvoeren van een specifieke immunotherapie moeten de technische informatie en instructies voor het gebruik van de producten in acht worden genomen en zijn deze essentieel en kunnen in sommige gevallen afwijken van de gespecificeerde tijdsintervallen.
In geval van twijfel of als er behoefte is aan opheldering, dienen patiënten altijd contact op te nemen met hun behandelend arts of een arts die gespecialiseerd is in allergieën. Mensen met allergieën kunnen in de buurt een allergoloog vinden.
Referenties:
1 https://dgaki.de/allergie-und-covid-19-imichtung/
2 DGAKI-website: Covid-19 en AIT
3 Pfaar, O., Bachert, C., Bufe, A . et al. Richtlijn voor (allergeen) specifieke immuuntherapie bij IgE-gemedieerde allergische aandoeningen. Allergo J 23, 28-67 (2014).; Technische gegevens Pollinex Quattro, TA Bomen top, TA Grassen top, TA Kruiden top, Tyro-Mite, Tyro-SIT
4 Specialistische informatie Oralvac